07 mrt Nieuwsbrief 2018 – 02
Controleer gegevens op de jaaropgaven 2017
Als werkgever moet u aan uw werknemers na afloop van het jaar een jaaropgaaf verstrekken. Die jaaropgaaf is vormvrij. Er moeten echter wel een aantal verplichte gegevens op staan.
Jaaropgaaf 2017
De jaaropgaaf aan uw werknemers bevat altijd een aantal verplichte gegevens. Uw werknemer heeft deze nodig voor zijn aangifte inkomstenbelasting. De meeste gegevens van de jaaropgaaf staan op de loonstaat van de werknemer.
De Belastingdienst heeft een model jaaropgaaf voor 2017 die u kunt gebruiken. U bent dit echter niet verplicht. De jaaropgaaf is namelijk vormvrij. Heeft u de salarisadministratie geautomatiseerd, dan bevat het salarispakket ook een jaaropgaaf voor uw werknemers.
Check de gegevens
Gebruikt u niet het model van de Belastingdienst, dan moet u er wel voor zorgen dat alle gegevens die op deze model jaaropgaaf staan, ook terugkomen op de jaaropgaaf die u aan uw werknemers verstrekt. Het is niet onverstandig om dit te checken. Uw jaaropgaaf moet, naast de naw-gegevens (naam, adres, woonplaats) van de werknemer en de werkgever, in ieder geval de volgende cumulatieve gegevens over 2017 bevatten:
- Loon voor de loonbelasting/volksverzekeringen
- Ingehouden loonheffing
- Verrekende arbeidskorting
- Of de loonheffingskorting wel of niet is toegepast en met ingang van wanneer
- Burgerservicenummer werknemer
- Loon voor de Zorgverzekeringswet
- Ingehouden bijdrage Zorgverzekeringswet
- Verrekende levensloopverlofkorting
- Totaal premies werknemersverzekeringen
- Werkgeversheffing Zorgverzekeringswet
Tip:
Ook de laatste loonstrook van het jaar kan dienen als jaaropgaaf. Daar moeten dan wel de cumulatieve verplichte gegevens op staan. Bovendien moet u aan uw werknemer laten weten welke gegevens op deze laatste loonstrook van 2017 tezamen de jaaropgaaf vormen.
Nieuw: Jeugd-LIV. Jaarlijkse tegemoetkoming bij jonge minimumloners
Het jeugd-LIV is een nieuwe, jaarlijkse tegemoetkoming voor werkgevers in verband met de verhoging van het minimumjeugdloon. Dat betekent extra loonkosten voor werkgevers. Daarom krijgen werkgevers vanaf 1 januari 2018 het jeugd-LIV voor werknemers die aan de voorwaarden voldoen.
Voorwaarden jeugd-LIV
Een werkgever heeft recht op het jeugd-LIV voor elke werknemer die voldoet aan deze drie voorwaarden:
- De werknemer is verzekerd voor de werknemersverzekeringen.
- De werknemer heeft een gemiddeld uurloon dat hoort bij het wettelijke minimumjeugdloon voor zijn leeftijd.
- De werknemer was op 31 december van het voorafgaande jaar 18, 19, 20 of 21 jaar.
Het gemiddelde uurloon is het loon uit dienstbetrekking van een jaar, gedeeld door het aantal verloonde uren in dat jaar.
Bedragen jeugd-LIV
Heeft een werkgever voor een werknemer recht op het jeugd-LIV? Dan krijgt de werkgever een bedrag per verloond uur. Het bedrag per uur verschilt per leeftijd. Hoeveel het voordeel precies is, hangt af van zowel het aantal verloonde uren als van de leeftijd van de werknemer.
Leeftijd op 31-12-2017 | Jeugd-LIV per werknemer per verloond uur | Maximaal jeugd-LIV per werknemer per jaar |
18 jaar | € 0,23 | € 478,40 |
19 jaar | € 0,28 | € 582,40 |
20 jaar | € 1,02 | € 2.121,60 |
21 jaar | € 1,58 | € 3.286,40 |
In 2018 is het jeugd-LIV 1,5 keer zo hoog als in 2019. Dit komt omdat het minimumjeugdloon per 1 juli 2017 werd verhoogd, terwijl het jeugd-LIV pas per 1 januari 2018 is ingevoerd.
De eis van minimaal 1.248 verloonde uren van het LIV geldt niet voor het jeugd-LIV.
Bbl-leerling
Een werkgever die gebruik maakt van bbl-leerlingen kan ook in aanmerking komen voor het jeugd-LIV. De werkgever krijgt deze tegemoetkoming als hij de bbl-leerling betaalt volgens het wettelijk minimumjeugdloon dat hoort bij zijn leeftijd. De werkgever mag de bbl-leerling ook minder betalen dan het wettelijk minimumjeugdloon. Doet hij dat, dan is er geen recht op jeugd-LIV.
Let op!
Indien de werkgever in de loonaangifte onjuiste gegevens heeft opgenomen, terwijl het voor de toepassing van deze wet van belang is dat deze juist zijn, kan hem een bestuurlijke boete van maximaal € 1.319 per gegeven per werknemer per jaar worden opgelegd.
Let op!
Bij de premiekortingen bestond de mogelijkheid om achteraf alsnog een korting te claimen als men dit vergeten was. Voor de loonkostenvoordelen geldt dit niet! Als niet op tijd aan de vereisten wordt voldaan, kan achteraf geen beroep meer worden gedaan op een loonkostenvoordeel. Het op tijd signaleren van de mogelijkheden is dus van groot belang.
Eigenwoningverleden partner? Toch meer hypotheekaftrek
Partners die gezamenlijk een nieuwe woning kopen, mogen hun eigenwoningverleden bij helfte verdelen. De staatssecretaris van Financiën heeft dit onlangs goedgekeurd. Afhankelijk van de situatie kan hierdoor mogelijk een hoger bedrag aan eigenwoningschuld in box 1 worden meegenomen met als resultaat meer hypotheekrenteaftrek.
Complex
De eigenwoningregeling zit complex in elkaar. Zo is sinds 2001 de rente voor een eigenwoninglening (hypotheek) nog maar maximaal 30 jaar aftrekbaar. Met ingang van 2013 zijn de regels verder aangescherpt. Voor een eigenwoninglening afgesloten vanaf die tijd geldt dat de rente alleen aftrekbaar is als de lening in maximaal 30 jaar volledig en ten minste annuïtair wordt afgelost. En verkoopt u uw eigen woning met winst, dan krijgt u sinds 2004 te maken met een eigenwoningreserve.
Eigenwoningverleden
Wie zijn oude woning verkoopt en met zijn partner een nieuwe woning koopt, loopt dus al snel aan tegen een eigenwoningverleden. Dat verleden kan resulteren in minder hypotheekrenteaftrek voor de nieuwe woning.
Goedkeuring onder voorwaarden
Omdat sprake is van een niet-beoogde beperking van de hypotheekrenteaftrek keurt de staatssecretaris goed dat partners het eigenwoningverleden voor de helft aan elkaar overdragen. Er geldt wel een aantal voorwaarden. Zo moeten partners de eigen woning aankopen in een 50/50-verhouding en ook de eigenwoningschuld moet in die 50/50-verhouding worden aangegaan. Bovendien moeten beiden een beroep doen op deze goedkeuring en de verdeling voor de helft van het eigenwoningverleden is definitief. Dit kan dus niet meer in een later belastingjaar worden teruggedraaid.
Tip:
Bekijk samen met uw adviseur of het in uw situatie gunstig is een beroep te doen op de goedkeuring. Ook wanneer u niet voldoet aan de 50/50-verhouding komt u hier mogelijk voor in aanmerking. U moet uw situatie dan wel voorleggen aan de Belastingdienst. De goedkeuring werkt terug tot en met 2013. Voor de sinds die tijd reeds definitief vaststaande belastingjaren, kunt u nog een verzoek indienen voor een ambtshalve vermindering.
Afhandeling bezwaren crisisheffing gestart door Belastingdienst
Werkgevers die bezwaar hebben gemaakt tegen de crisisheffing en zich met een vaststellingsovereenkomst hebben aangesloten bij de proefprocedures over deze heffing, kunnen nog deze maand een brief verwachten van de Belastingdienst. Inmiddels hebben de Hoge Raad en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld dat de bezwaren ongegrond zijn.
Crisisheffing
De crisisheffing was een heffing die in 2013 en 2014 werd geheven van werkgevers die werknemers in dienst hadden die in het daaraan voorafgaande jaar een loon genoten hoger dan € 150.000. De heffing bedroeg 16% van het deel van het loon boven € 150.000.
Veel werkgevers hebben destijds bezwaar gemaakt tegen de crisisheffing. Zij hebben zich met een vaststellingsovereenkomst aangesloten bij proefprocedures over deze werkgeversheffing. Daarnaast zijn er werkgevers die wel bezwaar hebben gemaakt, maar zich niet hebben aangesloten bij de proefprocedures.
Bezwaar ongegrond
De Hoge Raad heeft op vrijdag 29 januari 2016 al een eindoordeel gegeven in één van de proefprocedures over de crisisheffing en deze in stand gelaten. Volgens de Hoge Raad had de wetgever destijds voldoende specifieke en dringende redenen om de crisisheffing in te voeren. Nederland kampte toen met ernstige begrotingsproblemen. De crisisheffing is niet in strijd met nationale en Europese wetgeving.
Eind 2017 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zich in twee proefprocedures uitgelaten over de crisisheffing. Volgens dit Hof is de crisisheffing niet in strijd met het eigendomsrecht en het antidiscriminatiebeginsel.
Met deze uitspraken van de Hoge Raad en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zijn de bezwaren tegen de crisisheffing in proefprocedures door de hoogste rechters beoordeeld en afgewezen.
Afhandeling bezwaar
Dat betekent dat de Belastingdienst start met de afhandeling van de bezwaren tegen de crisisheffing. Heeft u zich destijds met een vaststellingsovereenkomst aangesloten bij de proefprocedures, dan kunt u nog deze maand een brief verwachten van de Belastingdienst. In de betreffende vaststellingsovereenkomst is namelijk opgenomen dat voor een beslissing op bezwaar de uitspraken in de proefprocedures voor de Belastingdienst beslissend zijn.
Let op!
Ontvangt u een brief van de Belastingdienst neem dan even contact met ons op. Doe dat ook als u geen brief ontvangt. Voor een uitspraak op bezwaar moet dan zelf contact worden opgenomen met de Belastingdienst.
Heeft u destijds bezwaar gemaakt tegen de crisisheffing zonder vaststellingsovereenkomst, dan ontvangt u geen brief van de Belastingdienst. Voor u gelden namelijk de ‘normale’ regels van bezwaar en beroep. Het kan zijn dat de rechter in een enkele individuele procedure nog tot een ander oordeel komt als de crisisheffing voor de procederende werkgever heeft geleid tot een individuele en buitensporige last.
Reken deze maand de WKR af!
Binnen de WKR mag u als werkgever maximaal belastingvrij 1,2% van het totale fiscale loon besteden aan onbelaste vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen voor uw werknemers. Dit wordt de ‘vrije ruimte’ genoemd. Over het bedrag boven de vrije ruimte betaalt u wel loonbelasting in de vorm van een eindheffing van 80%. Bent u de eindheffing WKR verschuldigd, dan moet u deze eindheffing aangeven in en betalen bij uw eerste aangifte loonheffingen over 2018. De uiterste aangifte- en betaaldatum van deze aangifte is 28 februari 2018.
Heeft u in 2017 de eindheffing WKR al per aangiftetijdvak aangegeven en betaald? Bekijk dan of u niet teveel of te weinig heeft betaald. De teveel of te weinig betaalde eindheffing WKR moet u verrekenen uiterlijk in de eerste aangifte loonheffingen over 2018.
Verwacht, optimistisch en pessimistisch scenario pensioen
Weet u wat u straks aan pensioen ontvangt? Pensioenuitvoerders communiceren nu nog één bedrag als het ‘te bereiken pensioen’, maar hoeveel u in de toekomst maandelijks daadwerkelijk aan pensioen ontvangt kan mee- of tegenvallen. Voor een realistischer beeld krijgt u daarom vanaf 2019 drie bedragen te zien. Deze zijn gebaseerd op een verwacht scenario, een optimistisch scenario en een pessimistisch scenario. Deze drie scenariobedragen worden vanaf medio 2019 getoond op www.mijnpensioenoverzicht.nl. Deze bedragen worden vanaf 2019 ook weergegeven op het uniforme pensioenoverzicht (UPO) dat u jaarlijks van de pensioenuitvoerder of verzekeraar ontvangt.
De waarde van uw bitcoin voor Box 3
U dient uw bitcoins bij de aangifte te vermelden in box 3. De waarde van de bitcoin fluctueert echter enorm. Schommelingen van tientallen procenten per dag zijn geen uitzondering. Voor uw aangifte inkomstenbelasting is echter alleen de waarde op de peildatum van box 3 van belang. Voor de komende aangifte over 2017 is dat dus de koers op 1 januari 2017. Die was toen zo’n €950. Voor de exacte koers van uw bitcoins op 1 januari 2017, kunt u uw tussenhandelaar contacten.
Zonnepanelen verruimen zakelijk gedeelte woning
Als u een deel van uw pand zakelijk gebruikt, krijgt u de btw op dit deel terug. Door plaatsing van zonnepanelen wordt het zakelijk gebruikte deel van uw pand groter. Ook de totale ruimte wordt groter, want het deel van het dak waarop de zonnepanelen geplaatst zijn, telt voortaan ook mee. Door de zonnepanelen wordt een groter deel van de woning tot het zakelijke deel van het pand gerekend. In een zaak onlangs voor de rechter nam daardoor het zakelijk gebruikte deel van de woning met 11 m2 toe. Dit leverde de belastingplichtige een teruggave van €277 aan btw op. Let op: plaatst u de zonnepanelen aan het begin van de herzieningsperiode, dan krijgt u over meerdere jaren de teveel betaalde btw terug. Maximaal dus over tien jaar.
Telt postadres voor de btw-aftrek?
Voor de btw is een factuur een waardepapier. Aan de hand van deze factuur heeft u immers recht op teruggave van de berekende btw. Hetzelfde geldt voor door u uitgegeven facturen, waarmee uw afnemer de door hem betaalde btw kan verrekenen. Aan een factuur worden dan ook strenge eisen gesteld. Deze moet onder andere beschikken over de datum van uitreiking, een opeenvolgend nummer bevatten en de naam en het adres van zowel de leverancier als de afnemer. Bij het ontbreken van één of meer van deze gegevens kan de Belastingdienst de aftrek van de btw weigeren. De rechter kwam onlangs tot het oordeel dat een postadres voldoende is. Daarbij refereerde hij aan het doel van dit voorschrift, het kunnen nagaan of de in aftrek gebrachte btw ook daadwerkelijk door de leverancier is afgedragen. Het is dus niet nodig dat op het postadres ook de economische activiteiten worden uitgeoefend.
Heeft u als dga pensioen én inkomsten uit uw bedrijf?
Bent u dga, dan is de mogelijkheid om pensioen in eigen beheer op te bouwen vervallen. Opgebouwd pensioen in eigen beheer kan met korting worden afgekocht. Een recente uitspraak van het gerechtshof in Den Bosch betekent naar alle waarschijnlijkheid dat ook met afgekocht pensioen geen rekening mag worden gehouden bij de bepaling van uw gebruikelijk loon. Een willekeurige derde zou volgens de uitspraak van het Hof in een vergelijkbare situatie immers ook geen genoegen nemen met een lager salaris.