Btw-vrijstelling maatschappelijk werk en schuldhulpverlening

Door een arrest van de Hoge Raad uit 2023 zouden instellingen die winst beogen met leveringen en diensten van sociale en culturele aard 21% btw moeten afdragen, maar zij mochten de btw-vrijstelling (naar keuze) blijven toepassen. De btw-vrijstelling wordt vanaf 1 januari 2026 verplicht opgenomen in de wet.

Medisch

Instellingen van sociale en culturele aard

Voor instellingen die leveringen en diensten van sociale en culturele aard aanbieden, is in de wet een btw-vrijstelling opgenomen. Voorwaarde is onder meer dat zij geen winst beogen. 
Voor bepaalde instellingen die wel winst beogen, was in lagere regelgeving voor bepaalde diensten van sociale en culturele aard ook een btw-vrijstelling opgenomen. Het gaat hierbij om de leveringen en diensten verricht door:

  1. instellingen van wijkverpleging, voor zover de diensten niet onder een andere btw-vrijstelling vallen;
  2. dagverblijven voor gehandicapten die beschikken over een indicatiebesluit;
  3. aanbieders van preventie gericht op jeugd (als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet), mede voor het ter beschikking stellen van personeel;
  4. samenwerkingsverbanden op het gebied van multidisciplinaire eerstelijns- en geboortezorg bekostigd door de Zorgverzekeringswet;
  5. instellingen voor algemeen maatschappelijk en bedrijfsmaatschappelijk werk;
  6. jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, mede voor het verstrekken van spijzen en dranken en het ter beschikking stellen van personeel;
  7. instellingen die werkzaam zijn op het gebied van schuldhulpverlening, met uitzondering van bewindvoering in het kader van de wettelijke schuldregeling, voor zover de diensten niet onder een andere btw-vrijstelling vallen.

Arrest Hoge Raad en beleidsbesluit

De Hoge Raad besliste op 14 april 2023, kort omschreven, dat de lagere regelgeving in strijd was met de wet. Dit had tot gevolg dat alle hiervoor genoemde instellingen die winst beogen ten onrechte de btw-vrijstelling zouden toepassen. Zij zouden 21% btw moeten berekenen en afdragen.

Het toenmalige kabinet vond dat onwenselijk en nam daarom in een beleidsbesluit op dat deze instellingen er voor kunnen kiezen om toch de btw-vrijstelling toe te passen, ondanks dat zij winst beogen.

Let op! De btw-vrijstelling geldt alleen als voldaan wordt aan de voorwaarden zoals die ook in de lagere regelgeving waren opgenomen. Het beleidsbesluit betekende dus geen uitbreiding van de btw-vrijstelling.

Nieuwe wettelijke btw-vrijstelling

Het huidige kabinet wil de wet nu zo aanpassen dat de lagere regelgeving niet meer in strijd is met de wet. Hierdoor vallen alle hiervoor genoemde instellingen van rechtswege weer in de btw-vrijstelling.

Gekozen voor 21% btw?

Het beleidsbesluit bevatte een goedkeuring om de btw-vrijstelling toe te passen. Instellingen konden er ook voor kiezen om geen gebruik te maken van de goedkeuring. Zij konden dus, in overeenstemming met de beslissing van de Hoge Raad, 21% btw (blijven) berekenen en afdragen.

De aanpassing van de wet heeft alleen gevolgen voor de instellingen die hiervoor gekozen hebben. Zij moeten namelijk vanaf 1 januari 2026 weer verplicht de btw-vrijstelling toepassen.

Let op! Omdat deze instellingen per 1 januari 2026 van een btw-belaste naar een btw-vrijgestelde situatie gaan, krijgen zij mogelijk te maken met herzienings-btw. Daarbij moeten zij mogelijk eerder in aftrek gebrachte btw op investeringsgoederen weer deels terug betalen. Neem voor meer informatie hierover contact op met een van onze adviseurs.

Fiscale verzamelwet 2026

De wetswijziging is opgenomen in het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2026, welke onlangs aan de Tweede Kamer is aangeboden. De Tweede en Eerste Kamer moeten nog instemmen met dit wetsvoorstel. De wetswijziging is daarom nog niet definitief.